De wond is rond
De wond is rond. Althans, wanneer hij genezen is. Wanneer dit niet het geval is, geeft hij ons een gevoel van niet compleet zijn. Een gevoel van inadequaat zijn. Een gevoel niet goed genoeg te zijn. Onderdeel van de wond is dat hij persoonlijk wordt genomen. ‘Alleen ik kan hier niet mee omgaan.’ Daarom verbergen we onze wonden graag voor elkaar. ‘Ze zullen me wel raar vinden.’ Een deel van de genezing vindt plaats wanneer we zien dat onze wond niet uniek is. De wond kan namelijk gezien worden als archetype an sich, inherent aan het mens-zijn en dus collectief. Wat een verademing dat inzicht. We hoeven nu onze wond niet meer te verbergen. Hij is collectief. En wanneer iets collectief is biedt het ruimte voor verbinding en compassie. Zo krijgen we een heel andere kijk op onze wond. ‘Oh, wacht eens, jij voelt je dus net als ik soms niet goed genoeg?’ Inadequaat, incompleet. ‘Aha, ik dacht dat ik het alleen was, maar fijn dat jij ook getekend bent door het leven. Hoe ziet jouw vloek er uit? Waar ben jij gebeten door de slang? Welke demon heeft jou verleid om een appel te eten? Van welk geslacht denk jij slachtoffer te zijn geworden? Wat heb je opgeofferd om je wond maar niet te hoeven voelen? En geeft het je ook zoveel vrijheid nu je wond er volledig mag zijn? Is het nu misschien zelfs de katalysator van je mythe en heeft het je op weg gebracht? Misschien dat de wond daarom wel verering verdiend? Wie zijn we namelijk zonder wond?’
Paradox
De paradox is dat de wond ons een gevoel van incompleet zijn geeft, terwijl de wond ons juist compleet maakt. Het is onderdeel van de blauwdruk van de psyche. Als we op deze manier naar onze wonden leren kijken is de wond misschien niet de wond zelf, maar de manier waarop we met onze wond omgaan. De wond is dat we onze wond negeren. Dat we onze wond verketteren, neersabelen, verbergen, op anderen projecteren. Dit allemaal is nieuwe brandstof voor de wond, waardoor de wond je langer zal achtervolgen als een eng demonisch monster. De enige oplossing is om onze wond tegemoet te treden. Als het even kan met vriendelijkheid en compassie. ‘Hé lieve wond, ik heb je lange tijd geprobeerd te negeren. Dat moet niet leuk voor je zijn geweest. Jij hebt er tenslotte ook niet voor gekozen om verbonden te zijn met mij. Het is je ook maar overkomen, zoals het mij is overkomen. Om er overheen te komen zullen we met elkaar in contact moeten treden. Jij en ik gaan ons genezen. Genezen van het ongemakkelijke gevoel dat ontstaat wanneer we elkaar zien als tegengesteld aan elkaar. Jij de wond en ik gezond. Als we het zo zien ben ik gewond en jij een zonde. Maar wat nu als jij en ik niet aan elkaar zijn tegengesteld? Dat mijn zicht alleen maar vertroebeld wordt, omdat ik je niet als mijzelf zie. Als ik jou zie als mijzelf, ga ik helderder zien. Dan ga ik zien hoe het is en niet hoe ik wil dat het is. Dan verandert mijn kijk op alles door zelf te veranderen. Dan leef ik in het paradijs zonder dat ik zelf ook maar iets aan dat paradijs heb gecreëerd. Het is dan anders dan al die paradijselijke luchtkastelen die mijn brein creëerde om maar niet te hoeven dealen met de realiteit. Ik ontvluchtte de realiteit en liep daarmee alles mis dat de realiteit te bieden heeft. Al die wonden waar mensen op grootse wijze mee omgaan. Ik zag het niet, want ik zag mijn eigen wond niet. Het vertroebelde mijn kijk op mijzelf en de mens. Groots is de mens die wordt geteisterd door wonden en die blijft staan. Of valt. En keer op keer weer opstaat. Wat een pijn en leed wordt elke dag weer overwonnen door broeders en zusters en het blijft allemaal buiten het zicht als je eigen pijn en leed geen ruimte krijgt. De wond is het bindmiddel van de mensheid. Dat wat ons bij elkaar brengt. Mogen wij daarom een diepe buiging maken voor onze wonden en voor diegene die de oerwond, de oerwond als archetype an sich, in ons heeft geprogrammeerd. Mogen we, als we onze wond weer gewaar worden op een manier die ons van onszelf doet verwijderen, onszelf tot de wond en zijn schepper richten met de vraag of we weer helder mogen zien.’
Rond als het oog
De wond is rond. Rond als het oog. Wanneer hij niet zo wordt gezien lijkt hij niet rond. Het oog ziet dan niet dat wat is, maar wat het denkt dat het wil zien. Moge het oog genezen en weer rond worden. Rond als de wond. Rond als de wond. Rond als de wond.